zaterdag 2 maart 2024

TWEE ROLLATORS, EEN MAN, EEN VROUW






                                


Frisjes is het nog, buiten. Grote grijze wolken wisselen de witte wattenwolken af en samen zorgen ze dat het zonnetje net niet genoeg warmte kan afgeven. De wind is ook nog wel erg dunnetjes, zoals mijn schoonmoeder zaliger het zo mooi placht te zeggen. 

Maar he, de lente piept er doorheen, je ziet het aan de bloesem en je hoort het aan de vogeltjes.  Ik loop terug naar huis, ben net naar de Turkse kleermaker geweest die een aantal kledingstukken van mij inkortte. Met mijn 1.67 pas ik kleding vaak niet goed, het is te lang, zoals de twee jurken -  nu in mijn rugzakje - een voor de winter, een voor de zomer, een bordeauxrode en een okergele. Die zijn nu midi in plaats van bijna maxi.  En de donkerblauwe ribbroek met wijde pijpen sleept nu niet meer over de grond als ik 'm draag, maar eindigt netjes op de bovenkant van mijn schoenen. Ik ben er blij mee, in elk geval en loop genietend van die erdoorheen piepende lente over de Fortuinlaan. 

Vlak voor mij lopen twee ouderen naast elkaar, elk achter een rollator. Links een man, rechts een vrouw. Hun tempo is traag dus ik loop al snel pal achter ze, klaar om in te halen. Omdat ik zo dichtbij ze ben, vang ik hun gesprekje op. 'Nou', zegt de vrouw, 'hij heeft echt geen enkel benul meer van de tijd en van waar hij is. Dat is helemaal weg bij 'm. Het is goed dat er mensen om hem heen zijn die zo goed voor hem zorgen.' 'Ach', zegt de man, 'maar is hij er wel blij mee dat hij daar nu zit? In het verzorgingshuis?' 'Jawel', zegt de vrouw, 'hij is zo verschrikkelijk tevreden nu, hij is echt heel blij hoor.' 'Oh, gelukkig maar', antwoordt de man en ze zwijgen eventjes, zich concentrerend op hun rollators. Ik haal ze in, ga rechtsom langs de vrouw en ik herken haar. Ze woont in het hoekhuis vlakbij, als we hier oversteken, dan is ze thuis. Dat huis waarvan mijn man en ik een keertje tegen elkaar zeiden: 'Ach, echt zo'n oude mensen huis, he' want we zagen in de garage annex schuur, waar de deur omhooggeschoven was, de man des huizes die net iets pakte in die wel heel erg lege opgeruimde ruimte. 'Poeh', zeiden we daarna, 'voordat het bij ons zover is en onze schuur er zo uit ziet, nou, dat duurt nog wel eventjes. ' Onze schuur is een soort zwart gat namelijk, waar we van alles in donderen en het nooit meer terugvinden, behalve dan onze fietsen. Zo'n plek waarvan we al jaren zeggen: 'eigenlijk moeten we het hier eens opruimen en veel, heel veel weggooien. Eigenlijk.' Er komt een moment in elk mensen leven, of misschien na elk mensen leven, dat er opgeruimd en weggegooid moet worden. Maar bij ons is het nog niet zover, blijkbaar.

Later, als ik weer eens langs het huis liep, vielen me meer van die oude mensen dingen op, zoals dat er vaak van die kleine brandschone witte wasjes buiten hingen te wapperen aan de waslijnen in de achtertuin. Alles symmetrisch op gelijk afstand, opgehangen aan houten knijpertjes. Van die wasjes waarvan je je zo voor kunt stellen, dat je, als je oud bent en de hele dag thuis bent, blij bent dat je die kunt draaien. 'Gelukkig, het is maandag, ik heb weer wat te doen, even die drie witte overhemden en die witte hemden en witte sokken een sopje geven en dan lekker buiten laten drogen, aan de lijn. En het daarna heet strijken en keurig opruimen. Snuivend aan die heerlijk naar frisse buitenlucht ruikende schone spulletjes. Die wasjes dus maar ook dat nette getrimde grasveldje, waar de palen voor de waslijnen instaan, dat veldje dat vast nog wekelijks met de hand grasmaaier werd bijgehouden. Of die teak-hout-kleurige kozijnen, voorheen elk jaar gebeitst of gelakt, beneden dubbel- maar boven nog enkelglas ramen met valletjes ervoor. Van die dingen, dus. 

Ik loop door en hoor ik niet meer wat ze zeggen, de oude man en de oude vrouw, maar ben in gedachten nog bij ze. Ik stel me zo voor dat, als de vrouw er is, aan de man vraagt of hij even tijd heeft voor een kopje thee. 'Alles beter dan alleen in mijn huis rond te lopen', zal ze vast denken. Dat lege stille huis. Ik hoop van harte dat de man op haar uitnodiging ingaat en dat ze, als ze binnen zijn en hun jassen hebben opgehangen en de rollators in de gang hebben gestald, zij lekker de kachel wat hoger zet en naar de keuken gaat om een potje thee te zetten. De man die misschien wel ongemerkt plaats neemt op de stoel van haar man en om zich heen kijkt in de kamer, naar de foto's met de kinderen en kleinkinderen en wat schilderijen en de beeldjes op het dressoir. Dat ze het blaadje met kopjes op de eikenhouten koffietafel zet en inschenkt. Dat ook zij gaat zitten, in haar stoeltje voor het raam. En dat ze daarna samen een kopje thee drinken, of misschien wel twee kopjes thee, met een lekker koekje erbij. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

AUTO VOORTAAN TE GAST

Toet. Pep. BrmBrmBrm HongeHongeHonge Toet.Pep BrmBrmBrm HongeHongeHonge ... Om zeven uur vanochtend werd ik mijn bed uit-ge-toet en - ge-pep...