Ineengedoken, kraag omhoog, loop ik mijn straat uit, rechtsaf, richting de flats. Het waait en het regent, alles is grijs, koud en nat buiten. 'Toepasselijk weertje, wel', denk ik terwijl ik oversteek en het pad oploop van het gebouwtje waar ik moet zijn: de praktijk van de tandarts.
Onderweg doe ik mijn uiterste best om mijn zwaarmoedige gedachten om te zetten in positieve: 'Hij gaat vast mijn kies eruit trekken, what else? De halve kies is eraf, dat kan hij nooit meer repareren, hoe goed hij ook is. Ik moet me maar voorbereiden op een uurtje kwelling, klem in mijn mond, niet kunnen slikken, stikangst, krakende geluiden als hij de kies eruit trekt enzovoort enzovoort. En dan vanmiddag en vanavond en misschien morgen napijn, pillen slikken, oh jasses!' Dus, dat probeer ik om te denken in: 'wat fijn dat ik zo'n goede tandarts heb, hij is een kanjer, die Hein, want toen ik in 2018 eens die zenuwbehandeling kreeg, deed hij dat zo perfect en efficiƫnt en zo mooi binnen de tijd en ik heb daarna nooit meer last gehad van ontstoken afstervende zenuwen; eigenlijk heb ik nooit wat.'
Tja, klopt, ik heb echt nooit wat bij de tandarts, tot vorige week dan, toen ik even snel snel een ontbijtje naar binnen werkte, een banaan en een zacht koekje en ineens een hard stukje in mijn mond ontwaarde. 'Parbleu', dacht ik nog, 'wat nu, zit er een steentje in mijn koekje ofzo? Wat slecht!' Geergerd spuugde ik 't dingetje uit en trok mijn jas aan; op naar de kapper. Onderweg voelde ik steeds iets tussen mijn kiezen zitten, ik liep maar te peuteren en met mijn tong te duwen. Het voelde wel gek, alsof ik ijzerdraad tussen mijn kiezen had. Ik kon het niet bepaald thuisbrengen. Gedurende de genoeglijke uurtjes bij mijn kapster - Libelle bij de hand, kopjes koffie en lekker een beetje kletsen - vertelde ik nog dat er iets tussen mijn kiezen zat wat ik maar niet weg kon krijgen.
Eenmaal thuisgekomen keek ik eens goed in de spiegel, mond wagenwijd open en nog snapte ik niet wat ik zag: ik dacht dat er een grote krent uit het koekje tussen mijn kiezen was beland, een grote zwarte krent. 'Wat gek', dacht ik nog, 'want er zaten toch helemaal geen krenten in die koekjes?' Met flosdraad en de tandenborstel probeerde ik het krentje weg te krijgen maar dat mocht niet baten. En ineens begreep ik het: 'Dit is helemaal geen krent! Dat is de vulling van mijn kies en ... de hele buitenmuur, de stutting, is eruit gevallen. Dat was dat harde dingetje dat ik vanochtend in mijn mond had. Helemaal geen steentje in het koekje, het was mijn halve kies waar ik op zat te kauwen!!' Ik kan je wel vertellen, dat dit besef me danig aangreep. 'Heftig, gadverdegadver! Wat eng! Vallen ineens stukken kies uit mijn mond! Hoe ver gaat dit nog met dat verouderingsproces??!! Moet ik dit ook maar weer aanvaarden, dat er zomaar stukken uit mijn gebit afbreken??!!'
Beneden gekomen bracht ik manlief op de hoogte, ook hij had zulks weleens meegemaakt, vertelde hij en tja, de tandarts had destijds niets anders kunnen bedenken dan maar die hele restant kies eruit te trekken. 'Sindsdien heb ik dat gat in mijn gebit, Ilse'. Ai, ai, dat stelde mij niet gerust, maar toch belde ik maar meteen met de tandarts-assistente of ik z.s.m. langs kom komen. Dat kon, over vijf dagen, de dinsdag na het weekend. Opgelucht toch wel ging ik het weekend in, alles wat ik at links kauwend, want rechts zat die krater! Gelukkig, geen pijntjes en niet nog meer ineenstortende stut-muurtjes in mijn mond.
En daar loop ik dan, door de regen, door de wind, kraag omhoog, hard mijn best te doen om om te denken, op naar de tandarts. Devoot neem ik plaats op het plastic stoeltje in de verder lege wachtkamer. Ik ben wat te vroeg en bedenk me - optimist dat ik wil zijn - : 'Fijn, dan kan ik lekker RTL-nieuws kijken, doe ik anders nooit.' RTL-nieuws staat namelijk de hele dag aan bij de tandarts. Maar, daar zwaait de deur al open: 'Mevrouw Al, komt u maar.' 'OMG', denk ik, 'nu gaat het gebeuren'. 'Aaah, fijn, lekker snel, zeg', zeg ik. En wens de tandarts en de assistente een goedemorgen, ga liggen - ik voel me dan altijd zo'n lam dat vrijwillig op de slachtbank gaat liggen - en denk: 'En nu gaat het echt gebeuren, verdorie. Nu gaat hij die kies trekken.' 'Zo', zegt Hein, 'da's geen klein stukje, he??' 'Nee', zeg ik, blij dat die haak even uit mijn mond is, 'da's een halve kies, he?.' 'Nou', zegt Hein, 'dat wordt een kroon, maar dat moet een andere keer, we maken wel een nieuwe afspraak. Voor nu vul ik 't maar eventjes', en daar begint hij al met behulp van die gierende apparaten, scherpe haakjes, klemmen te plomberen en de tandarts-assistente steekt fluks dat slurp-apparaatje in mijn mond - en ik maar friemelen met mijn handjes en mijn voetjes - en voor ik het weet zit er een fijne, gladde vulling op de plek waar voorheen een afgebroken stuk kies zat. Dat voelt duizend procent beter. Omstandig bedank ik de tandarts en de assistente. Voor het gemak doet Hein ook meteen even de halfjaarlijkse controle erachteraan, hopla, 'niks te vinden, mevrouw', en met een afspraak en een factuur in de pocket vertrek ik weer. Helemaal blij en opgetogen. Geen kies d'ruit, geen gat in mijn gebit, ook nagenoeg geen pijn moeten doorstaan, althans, nu nog niet, over anderhalve maand mag die kroon erin en moet er vast van alles worden weggejekkerd en opgevuld, dat schijnt een uur te duren maar da's nog heeeeeeel ver weg.
Thuisgekomen voel ik dat ik helemaal moe ben van alle doorstane angstjes en angsten en al dat omdenken. Ik zet een grote pot koffie, maar neem er nog maar geen koekje bij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten