maandag 13 juni 2022

SCHEERMESJES, VOOR THUIS



We wandelen door de duinen, door het bos. Drinken koffie in een herberg gelegen tussen de bomen, koffie met koek, walnotenkoek. Het smaakt goed, die koek. En ook de cappuccino is goed. 'Net zo goed als die in Cammarata, he', zeggen we tegen elkaar.  

En dan gaan we weer verder. Op naar het strand. 

Onderweg passeren we een paar keer zo'n bruggetje met van die stalen buizen, waar je heel voorzichtig over moet lopen. Zo'n bruggetje houdt de wilde ossen tegen die hier vrij rond lopen. Er is vast een andere naam voor zo'n bruggetje, ik noem 't voor het gemak maar even zo. De duinen en stukken bos waar de ossen rond kunnen lopen, blijken sinds kort afgekaderd met prikkeldraad-hekjes. Je mag er wel wandelen, kunt door een hekje als wandelaar, maar je mag er niet biken. Dat blijkt uit een verbodsbordje. 'Zouden ze het nu voor zichzelf verpest hebben, die bikers?', vragen we ons af. Her en der zijn nieuwe wandelpaadjes gemaakt. Dat maakt nieuwsgierig. 'Volgende keer gaan we daar wandelen, dan lopen we naar Egmond', spreken we af.

Ook het speelveld is veranderd, het ligt grotendeels onder water. Ook hier een hek van prikkeldraad. Aan de overkant van dit voormalige speelveld is ook iets veranderd. De akkertjes vol uien en kooltjes zijn weg en omgetoverd in een aangelegd parcours voor wandelaars, met paadjes en stukken groen en stukken zand. Met bankjes. Met uitzicht over de ondergelopen landjes eromheen. Zo is blijkbaar het wegvallen van dat speelveld gecompenseerd. 'Kijk', zegt een fietser tegen een andere fietser, 'zie je dat veldje daar? Dat is nu waterwinning geworden.'

Na ruim een uur wandelen zijn we er. Eerst het hoge duin over, alhoewel, dat hoge duin is afgelopen winter verlaagd en er is een betonnen pad over aangelegd. Praktischer, makkelijker ook om overheen te lopen omdat dat hoge duin bestond uit zacht zand waar je tot je enkels in wegzakte. Maar dat had ook wel wat, want na een lange fiets- of wandeltocht ook nog even zwaar klimmen, dat gaf wel het gevoel dat je er wat voor moest doen om op het strand te komen. Nu loop je er zonder enige inspanning overheen, over dat duin.  Een zware betonnen paal in het midden van het pad voorkomt dat mensen er met hun auto langs kunnen. 'Blijkbaar was dat nodig, zo'n paal', zeggen we tegen elkaar. En ik stel me voor hoe hier 's nachts auto's stiekem door het bos en de duinen reden om over dit duin naar het strand te crossen. 

Als we bovenop dat duintje staan, zien we onder ons het strand en de zee en dan gebeurt er ineens iets heel raars in mijn hoofd. Ik herken het niet direct meer als de zee. Die grote bak grijs-groen water, zo donker, zo wild, vol golven, grote golven die voortdurend voortrollen met een donderend geraas, wat een lawaai maakt de zee hier. In de verte staan talloze windmolens en een paar werk-eilanden, een soort boortorens voor het oog, waar vanuit ze de windmolens plaatsen. 'Wat een bedrijvigheid op onze zee. Mensenlief.' We dalen af. Het voelt nog fris, ondanks de zon. De wind doet het zand opstuiven. Heel in de verte ziet het eruit als een zandstorm. Mensen houden hun kleding aan, althans, de meesten. Een paar maar lopen wel in zwemkleding en als we even later naar een zit-plekje wandelen, zien we dat er zelfs mensen het water ingaan. Om te gaan zwemmen. We lopen plaatsvervangend te rillen en te grillen. 'Waar ze zin in hebben', zeggen we tegen elkaar. 

Om terug te komen op dat moment bovenop het duinpad. Dat moment waarop ik de zee niet direct als zee herkende. Dat was een rare gewaarwording. Dat ik mijn goede oude vriend de Noordzee niet meer direct als zee vertaal in mijn hoofd. Omdat de zee hier niet azuur-blauw en transparant is, met alleen wat golfjes in de branding. Omdat de mensen hier niet rustig het lauw-warme water inlopen en zich zonder twijfel onder water laten zakken om een beetje te poedelen. Te wiegen op de lichte golfslag. En dan het zand hier, dat is niet beige-bruin als een groflinnen havanna-pak met bijpassende strooi-hoed. Het is wit grijs als een versleten jutezak voor de aardappels. 

Ik snap het wel, van mezelf, na drie maanden Italie waarvan een maand Sardijnse stranden. In die maanden is mijn beeld van wat zee en strand is, veranderd. Zo veranderd, dat ik mijn beeld helemaal moet bijstellen. Ik moet er mee in het reine komen en het duurt echt even, eigenlijk duurt het nog steeds voort vandaag, maar ik moet er weer aan wennen. Voortaan is dit weer mijn zee. Mijn strand. Die grote bak grijs groen water. Dat wit grijze zand. Die frisse wind. Dat koude water. Die woeste lawaaierige golven. 


'Maar er liggen hier wel heel veel mooie schelpen, he? Moet je kijken!'  En ik loop met mijn blote voeten over de schelpen, ze prikken aan mijn voetzolen. Ik raap een paar scheermesjes op. Doe ze in mijn broekzak. Voor thuis. 




Geen opmerkingen:

Een reactie posten

AUTO VOORTAAN TE GAST

Toet. Pep. BrmBrmBrm HongeHongeHonge Toet.Pep BrmBrmBrm HongeHongeHonge ... Om zeven uur vanochtend werd ik mijn bed uit-ge-toet en - ge-pep...