zaterdag 24 september 2022

GEEN COULANCE






Acht uur moeten we er zijn, bij de garage in Purmerend Noord. Wat betekent dat we er uiterlijk zeven uur uitmoeten, eigenlijk nog vroeger, kwart voor zeven. Dat geeft nog wat speling. We moeten namelijk allebei nog eerst douchen en aankleden, dan wat eten, kop thee erbij en dan ... gaan met die banaan. 

Allebei moeten we onze auto APK laten keuren en het leek ons wel okay om op deze dag en op hetzelfde - vroege - tijdstip te gaan. Zo van: gezellig, kunnen we samen in de showroom koffie drinken, krantjes lezen, oude tijdschriften doorbladeren en op onze phones scrollen. 

Altijd als ik er vroeg uitmoet, slaap ik onrustig. Word ik om de zoveel tijd wakker, soms ben ik even een beetje wakker, soms ben ik klaarwakker. Zo ook deze nacht. Rond zes uur ben ik klaarwakker en hoor ik twee mannen buiten praten. Wat me verbaast, maar goed, die moeten vast vroeg naar hun werk. Ik dommel weer in en als ik weer wakker word, hoor ik nog meer meer geluiden buiten, het klinkt alsof ... alsof de buitenwereld al op gang is gekomen.  Ik kijk naar links en zie de man nog diep in slaap. 'He, hoe laat is het? Is je wekker nu al gegaan of ... ' 'Wat, oh, uuuuuhm.' Krakerig van de slaap draait hij zich om, kijkt op zijn phone en zegt: 'verhip, joh, het is al bijna half acht, de wekker is niet afgegaan.' 'Shit, eruit! Gaan!' 

Supersnel douchen we ons, kleden ons aan. Ik drink nog een glas water en eet een oude droge cracker. Toch iets in mijn maag. De man neemt niks. We spoeden ons naar onze auto's. Ik heb geen tijd om zenuwachtig te zijn voor het rijden, althans, ik heb alweer een tijdje last van een soort van rare rij-angst. Als ik eenmaal rijd, ben ik niet bang, maar voordat ik die auto instap. Een raar fenomeen wat ik overgehouden heb aan toen ik eens in de auto een aanval van kortdurende geheugenstoornis had en geheel in paniek als een zombie over de drukke weg reed, getoeter all over the place, ik werd links en rechts ingehaald... Dat was 15 jaar geleden en sindsdien... Kruipt af en toe die rare rij-angst in mijn donder. In 2019 kocht ik heel bewust een auto voor mezelf, zodat ik wel moest rijden en niet altijd het excuus had om met de man mee te moeten rijden. En ... tja, maar goed, na een paar maanden barstte de corona-pandemie los en viel ik weer terug in mijn oude angsten; ik reed niet meer, want ik hoefde ook niet meer te rijden en het werd al snel weer van kwaad tot erger. 

Geen tijd nu, voor die oude angsten. Ik stap in mijn auto, start en oh weeeee, omdat ik al zo lang niet heb gereden, is de auto enorm vochtig van binnen. De ramen zijn aan alle kanten beslagen, binnen- en buitenom. Ruitenwissers volop aan, luchtverversing op zijn hoogst, wat niet helpt dus ik draai de ramen open, allemaal en geef gas. Up we go. De man is al ergens onderweg, die heeft dit soort problemen niet, hij rijdt dagelijks. 

Het vocht trekt niet weg, de ramen blijven drijfnat, het voorraam word gelukkig wel meer transparant. De restjes vocht veeg ik weg met de manchet van mijn mouw. Kijk, nu zie ik in elk geval waar ik rijd.  Ik verlaat de woonwijk en ga de Provinciale weg op. Bij elk stoplicht check ik even of de ramen al wat droger zijn. Nog steeds niet. Buiten is het fris, want ja, september, herfstig. Dat moet een maf gezicht zijn, dat vrouwtje in die auto met al die ramen wagenwijd open, kop in de wind, terwijl het helemaal niet warm is buiten. Anyway, ik scheur door de polder, de opkomende zon tegemoet. Boven de weilanden hangen grote mistslierten, rozerood beschenen door de zon. Her en der paarden en koeien, waar je alleen het bovenlijf van ziet: de poten verdwijnen in de mist. Wat prachtig! De autoweg blijft gelukkig gevrijwaard van mist, want ik realiseer me dat ik geen idee heb waar de mistlamp zit. Ik scheur lekker door. Onderwijl is mijn kapsel door die koude wind die dwars door mijn auto waait, veranderd in een soort rechtopstaande ragebol. 

Slechts een kwartier te laat kom ik aanrijden bij de garage. De man staat al ongeduldig op mij te wachten en vindt het maar stom dat ik door de polder reed. Hij ging over de snelweg en hij vermoedt dat ik dat uit angst niet deed, maar da's niet waar. Dit vind ik 's ochtends gewoon de fijnste weg. Ooit werkte ik in Purmerend Noord en reed ik dagelijks heen door de polder en terug over de snelweg. Toen gebruikte ik mijn auto dus wel vaak, was ik weer even rij-angst-free. Zo anders dan de afgelopen jaren. Tijdens die ellendige corona-periode moest ik 'm zelfs tot een paar keer aan toe laten opladen; de accu stond leeg, wilde ik eens rijden, gaf 'ie geen pukkel en moest die man weer komen met zijn oplaad-kar. 

Maar goed, nu rijd ik weer een beetje, al een weekje of zo, heel voorzichtig en ik neem me voor - nee ik zal wel moeten - om mijn auto weer veel te gaan gebruiken. Ik ben tenslotte wandelcoach (in spe) en moet van de ene prachtige wandelplek naar de andere tuffen, om daar met mijn coachees te wandelen. Met de trein kom je er niet, zeker niet nu die soms zomaar een hele dag niet rijdt,  niet alleen vanwege CAO-onderhandeling, maar ook gewoon, omdat er geen personeel is of omdat het onderhoud aan de rails maar niet af komt omdat er onvoldoende onderhoudspersoneel etc. etc. 

We gaan in de showroom zitten, hebben onze autosleutels afgegeven aan de administratieve kracht achter de balie die de komende uren ons aanspreekpunt blijkt. Een jonge jongen nog, met een vlassnorretje. Naast hem zit een ervaren kracht, een dame van middelbare leeftijd met een vrij harde - zakelijke - uitstraling. 

Aan de tafel bij het koffie-apparaat zit nog een andere dame, die op haar leen-auto wacht. We babbelen wat met haar, drinken koffie, bladeren door tijdschriften en kranten en scrollen door onze phones. Kletsen wat met zijn tweetjes. De man heeft heel stoer zijn laptopje mee en doet daar wat dingen mee voor zijn werk. Heel werelds. Af en toe staat hij op om zich te verlustigen aan de nieuwste modellen in de showroom, waaronder een paar elektrische en hybride exemplaren. Hij roept me en laat me proefzitten in zo'n fonkelnieuwe kar met lederen bekleding en supersonische dashboards, Bose boxen en nog meer fijn speelgoed voor mannen (en ook vast wel vrouwen) als hij. 

De jongeman met het vlassnorretje komt naar de tafel om de man om te vertellen wat er dit keer allemaal aan zijn auto mag gebeuren. Allemaal van die kleine ka uu tee dingetjes die alles bij elkaar heel veel geld kosten en die je kunt niet weigeren, want dan word je auto niet goedgekeurd. We nemen nog maar een bakkie koffie, met een koekje erbij, want de magen beginnen te knorren want niet ontbeten tenslotte. De dame verlaat de tafel, haar leen-auto is gearriveerd en we zeggen elkaar vriendelijk gedag. Dan komt de jongeman met het vlassnorretje naar mij toe met helemaal van die rode vlekjes in zijn nek. 'Oh Jeeee... 'denk ik. 'What's going on.' 'Ik heb slecht nieuws, mevrouw', begint hij. Ik slik. 'Ja, nou', eerst soms hij de dingetjes op die mogen gebeuren zoals nieuwe rubbertjes op de ruitenwissers enzo. Of mijn navigatie een update mag krijgen? 'Prima, ja, doe maar.' En dan komt de aap uit de mouw. 'Ja, mevrouw, de veiligheidsgordels achterin doen het niet.' 'Wat??' 'Ja, die rollen niet goed uit, en als ze uiteindelijk half uitgerold zijn - je moet er echt met kracht aan trekken -  rollen ze niet meer vanzelf terug. Blijven ze hangen. En dat mag niet.' 'Wat?? Hoe kan dat nou? Ik rijd bijna nooit in deze auto, hij is nog niet eens vier jaar oud, drie jaar in mijn bezit, ik heb er in die drie jaar haast nooit in gereden en ik heb zeker geen passagiers achterin gehad. Misschien een keer, maar ook niet meer dan dat. Hoe kunnen die gordels nu stuk zijn??!!' Mijn man mengt zich ook in het gesprek, staat daar met zijn papieren bekertje in de hand aan de andere kant van de tafel dezelfde dingen te zeggen als ik, maar dan met die strenge blik van hem in zijn ogen. De jongeman krijgt nog een vlekje of twee erbij. 'Ja, uhm, ja, de onderhoudsmonteur heeft geprobeerd het met siliconen-olie te verhelpen, maar dat lukte niet. En als je gordels achterin het niet goed doet, dan kunnen we helaas uw auto niet goedkeuren.' Mijn mond valt open, ik probeer het begrijpen. Een bijna niet gebruikte auto, van nog geen vier jaar oud, gordels min of meer ongebruikt en dan zijn ze stuk. Kapot. Lam. 

We praten hier nog wat op door en dan stelt de jongeman voor dat hij een coulance-regeling gaat aanvragen. Wat betekent dat - let op nu - die acht-honderd euro voor de twee gordels en de honderd-vijf-tig euro arbeidsloon wellicht met enkele tientallen percentages gereduceerd wordt. 'Ja', zegt hij, 'want kijk, vorig jaar heeft u geen onderhoud laten plegen op uw auto en daar kijken ze dan wel naar.' 'Ja', zeg ik, 'want dat was niet nodig omdat ik mijn auto niet gebruikte. Waarom dan onderhoud laten plegen?' Tja, de jongeman weet het ook niet en begint zich te verontschuldigen dat hij 'hier ook nog maar drie weken werkt'. Zijn vrouwelijke collega, die hem klaarblijkelijk nog mag inwerken, loopt een paar keer achter een paar auto's vlakbij en spitst zo te zien haar oren op wat er tussen ons gebeurt. 

Ik laat het bij de aanvraag voor die coulance-regeling, maar het zit me helemaal niet lekker. Meer dan duizend euro voor ... voor dit?! Slechte gordels hebben ze geleverd, die horen toch niet zomaar doordat ze niet gebruikt worden, stuk te gaan?? 

De man kan inmiddels weer weg, zijn auto is klaar. We nemen afscheid en hij rijdt naar zijn werk. Ik blijf nog even een half uurtje hangen, bijna elf uur is het inmiddels, ik vertoef hier dus al bijna drie uur. Dan kan ook ik gaan. Mijn auto is netjes voor de deur gezet, glimmend en wel want hij is voor me gewassen. Ik kan er nog een weekje in rijden, dan mag het niet meer omdat hij niet goedgekeurd is. Ik moet onderwijl wachten op de uitkomst van de aanvraag voor die coulance-regeling en daarna nog voor veel geld twee nieuwe gordels laten plaatsen. Zucht... Sip tuf ik terug door de polder, geen zin in de drukke snelweg. De mist is opgetrokken, de weilanden liggen er stilletjes bij, paarden en koeien zijn weer volledig zichtbaar. 

De dagen erna rijd ik dagelijks in mijn niet-meer-corona-en-niet-APK-gekeurde-karretje. Ik geniet ervan, maar zoek onderwijl ook op internet naar soortgelijke gevallen als dat van mij, dat met die gordels bedoel ik. En ja, hoor, het gebeurt vaker. Veel vaker. Advies van de ANWB is: 'zorg dat de garantie-periode verlengd wordt voor die gordels. Ze horen op zijn minst tien jaar mee te gaan, dus ... Ga niet akkoord met een coulance-regeling. ' Dat ga ik dan maar in gang zetten via de jongeman met het vlassnorretje. Leerzaam voor hem. Leerzaam voor mij. 

zondag 11 september 2022

ALLEENGAANDE DAMES UIT ETEN









Voor mij best bijzonder, om zo alleen uit logeren te gaan in een mij totaal onbekend hotel ergens in het midden van het land. Lang, lang geleden, zeg zo'n 25 jaar geleden, moest ik weleens voor een cursus of voor mijn werk overnachten in een hotel, heel sjiek vond ik dat toen want destijds was het geen gewoonte om in hotels te verblijven. Met mijn gezin ging ik altijd kamperen of naar een zomerhuisje. Hotels waren voor mensen met geld. Toen de jongens groot werden en de oudste niet meer meeging met vakantie, toen pas gingen we voor het eerst naar een hotel, de man, jongste zoon en ik. We voelden ons de koning te rijk. 

Maar goed, dit keer ben ik door omstandigheden gedwongen om best wel luxueus, te blijven slapen in een hotel nabij de locatie waar ik twee dagen achtereen, cursus heb. De NS staakt, de bussen rijden ook niet en al zouden die rijden, dan had ik er nog niks aan want ik zou hiervandaan nooit terug kunnen reizen per bus. Dat zou me een dag gekost hebben en de cursus is tot vijf uur 's middags. Omdat de staking al een paar dagen van tevoren aangekondigd was, was ik zo slim geweest dit hotel reserveren. Een rib uit mijn lijf, dat moet gezegd, zelfs met member-korting van booking.com kost een eenvoudige kamer mij zo honderddertig euro, exclusief ontbijt. 

Een mede-cursiste die net als ik in de buurt van de cursus een hotelletje - zij in een ander dorp - heeft geboekt, geeft mij heel lief een lift naar mijn hotel, pal aan een drukke auto-weg gelegen. Het is een beste toer om er met de auto te komen, we moeten vanaf de snelweg ineens een haakse bocht nemen en belanden van weeromstuit op een verlaten industrieterreintje maar na wat heen en weer gejakker, belanden we toch maar mooi voor de deur van mijn hotel. 'Tot morgen, half tien, dan haal ik je hier ook weer op, okay?' 

Gerustgesteld wandel ik naar binnen: mijn vervoer voor morgen naar de cursus-locatie - ergens in het midden van een bos gelegen - is geregeld. Ik hoef niet te lopen of een dure taxi te regelen. Ik check in bij de balie, althans, ik ga er staan wachten, samen met nog wat andere wachtenden. De receptioniste is in geen velden of wegen te bekennen,  maar komt na zo'n kleine 10 minuutjes achter haar balie staan. Blij check ik in, ik heb zin om even alleen te zijn op mijn kamer, even op bed te liggen, me op te frissen en om dan lekker te gaan eten. Want ik heb honger, nu al. Heb vandaag heel wat kilometertjes afgelegd in dat bos en de lunch was erg gezond want biologisch dynamisch, maar is inmiddels alweer lang verteerd. Ik vraag meteen hoe het werkt met eten hier in het hotel en naar blijkt, kan ik tot tien uur vanavond terecht in - en de receptioniste knikt met haar hoofd naar de ruimte vol tafels achter haar - het restaurant van het hotel. 

Mijn kamer is okay, het bed ligt lekker en ik ga eerst eens even bellen met de man die helemaal alleen thuis zit; even bijkletsen. Daarna kleed ik me om, althans, ik verruil mijn bergstampers voor iets nettere, geklede sneakers, kam mijn haar en ga opgewekt naar het restaurant. Lekker even eten. Ik heb er zin in. 

In het restaurant aangekomen kijk ik uit over de zee aan tafels, waarvan de meeste niet bezet zijn. 'Ach, lekker rustig', denk ik dan maar. Achter de bar staat een jongeman en ik vraag hem hoe het hier werkt, of ik hier iets eenvoudigs kan eten, een kop soep, een broodje, zoiets. Hij reageert met een grapje, zegt dat er zeker soep is, brood ook, een andere dame heeft zojuist ook een broodje genomen maar schrok van de grootte, grapt hij. Ik lach - een beetje ongemakkelijk, snap de grap niet helemaal - en vraag naar welke soep er vandaag op de kaart staat. 'Thaise soep, mevrouw.' 'Nou, dan wil ik die graag', zeg ik, 'en graag wat brood er bij. Kan ik hier gaan zitten?' Ja, dat kan. En ik neem plaats aan een grote leestafel vlakbij de bar, neem een stapel van die foldertjes en krantjes mee die op de bar liggen, van dat materiaal voor bezoekers van de nabijgelegen stad, voornamelijk allerlei culturele informatie. Gretig begin ik te lezen, herken zelfs een celliste die geïnterviewd wordt. Na een half uurtje denk ik: 'waar blijft dat soepje toch?' Ik ben moe en hongerig en heb inmiddels het krantje wel gelezen. Kijk nadrukkelijk naar de voorbijlopende obers want het zijn er 2 inmiddels, die af en aan lopen met drankjes op dienbladen die ze zo te zien naar een nabijgelegen zaaltje brengen. Ze lopen me steeds weer straal voorbij. 'Ik snap blijkbaar niet hoe het hier werkt', denk ik, maar ik blijf nog maar even zitten. Zie een andere dame alleen binnen komen en zij vraagt al net als ik aan de jongeman bij de bar of zij hier ergens plaats kan nemen. 'Ja hoor, dat kan.' Ze gaat aan de andere kant van de zaal in de zee met tafels zitten, bij het raam en ik zie dat ook zij wortel zit te schieten. Ik word steeds ongeduriger, probeer de obers te hypnotiseren, maar ze doen of ik er niet ben. Na drie kwartier komt een van hen zowaar toch naar mij toe en vraagt wat ik wil eten. 'Nou jaaaaaah', denk ik, 'dat had ik toch al gezegd'. 'Nou, een soepje graag, met een broodje als dat kan', herhaal ik dan maar, maar het ongeloof moet van mijn gezicht te lezen zijn. 'Zal ik u de kaart maar even geven, mevrouw', vraagt de ober. 'Nou, okay', zeg ik en hij haalt de menukaart, legt die voor mij neer en gaat weer heen. Ik bestudeer de kaart en zie de Thaise soep en zie ook dat het brood een apart gerecht is, scheurbrood of zoiets, met wat boter krijg je erbij. Goed, ik zie ook een dessert, aardbeien met een bolletje ijs, laat ik dat dan ook maar nemen, want ik ben bang dat een soepje alleen niet vult. En ik heb inmiddels ook best wel trek in een wit wijntje, al was het maar om mijn opgelopen frustratie weg te drinken. 

Ik ga weer lezen in krantje nummer zoveel, kijk af en toe op als de obers al afgerichte robots - blik op oneindig - voorbij lopen, van de bar met een blad vol drankjes en weer terug naar de bar met een leeg dienblad. Er gebeurt niks: ik draai me om naar achteren, op de een of andere manier gaat dan vanzelf en zie mezelf zitten, in de spiegelwand, met een slaperig hoofd en ik trek van weeromstuit een gek gezicht naar mezelf. 'Wat een maf zooitje is het hier', denk ik, 'het lijkt wel Fawlty Tovers. Of nee, het lijkt wel of ik stiekem wordt gefilmd voor een of ander antropologisch, gedragskundige filmpje voor studenten die moeten leren wat het met een mens doet als hij volkomen wordt genegeerd. De pijn die dat doet, het ongemak dat je voelt, het moet allemaal zichtbaar geweest zijn bij de obers die mij heus wel zien maar net doen of ik er niet ben.' Gelukkig weet ik mij gesteund door de andere alleengaande dame die inmiddels maar naar de bar is gelopen, zij zit ook al zo'n drie kwartier voor Jan Doedel te wachten en wordt niet bediend, en zij vraagt ook maar om de menukaart. Neemt hem mee naar haar tafel. 'Veel geluk, dame', denk ik. Ik sta maar op en loop ook naar de bar, de menukaart in mijn hand en vertel de jongeman - hem nadrukkelijk aankijkend - dat ik een kopje Thaise soep wil, scheurbrood met boter, een glas witte wijn en aardbeien met ijs. Hij herhaalt mijn bestelling en zegt: 'okay, super, komt eraan mevrouw.' Ik ga weer zitten, dodelijk verveeld blader ik alweer door de krantjes, kan ze dromen inmiddels. Maar kijk aan, daar komt het glaasje witte wijn. Verdomd, een lekker wijntje ook nog. Na een paar slokken zakt mijn ergernis een beetje weg en nee, oh wonder, daar komt de soep. Oh deceptie, wat is dat nu? Niks geen bord dampende Thaise soep vol stukken groente, kip, koriander en geurend naar kokosmelk. Nee, ik zie een glaasje gevuld met geel schuimend spul. En het brood? Twee droge schuingesneden stukken bruinbrood zijn het, zonder boter. Gierend van de honger plomp ik het brood in de gele schuimsmurrie en eet het op. Ik voel mij inmiddels iemand uit een kamp in WO II, die na dagen en dagen eindelijk iets te eten krijgt en dankbaar is voor alles wat voorgeschoteld wordt, ook al is het een dooie rat gedrenkt in paardenpis. Daar doet mijn eten namelijk best een beetje aan denken. Voor de vorm heeft men er een paar vreemd uitziende stukjes chips naast gelegd, paprika en naturel. Omdat ik nog zo'n honger heb, eet ik die stukjes op, allemaal taai en oudbakken. Hoe krijgen ze het voor elkaar. Die chips komt zeker uit van die zakken die eigenlijk al leeg waren maar waar ze de restjes nog helemaal van onderaf uit hebben gekrabbeld!

'Soep met brood op, wijn op. Laat het dessert maar komen', denk ik. Ik ga maar wat appen met de man, even mijn frustraties delen. We hebben online lol, levenskunstenaars dat wij zijn, we zien hier wel weer de grap van in, van dit alles. Hij zit thuis lekker aan een heerlijke hap, op de bank, te Netflixen. Ik ben zo ondertussen hartstikke moe van de dag en krijg een houten kont van al dat zitten op die ongemakkelijke stoel hier. 'Maar goed, er staat mij nog een heerlijk toetje te wachten dus ik wacht nog wel even', app ik. 'Ook al zit ik hier nu al zo'n twee en een half uur. '

Bij de receptie die voor mij op gehoorsafstand ligt, checkt een bezoeker uit. Standaardvragen krijgt hij op zich af gevuurd, hoe het bevallen is hier. 'Ja, goed', zegt hij. 'En heeft u goed gegeten?' 'Nee!' antwoordt de man, klip en klaar. 'Ach, wat nu, hoe kan dat nou', vraagt de receptioniste. Het antwoord versta ik helaas niet, maar he, ik voel me wederom gesteund door een mede-slachtoffer. De dame aan de andere kant van de zaal is overigens nog steeds niet bediend. Ze zit er nog wel. Sterk van haar, krachtig! 

Het is kwart voor negen, ik trek het niet meer, ben zo slaperig inmiddels. 'Ik ga maar', denk ik, 'laat die aardbeien maar zitten.' Op naar de bar waar ik de jongeman mededeel dat ik wil afrekenen. 'Ik had ook nog aardbeien met een bolletje ijs besteld, maar niet gekregen', zeg ik vermoeid. 'Ach, nee, wat nu', zegt de jongeman, 'had u ook nog een dessert besteld en u heeft het niet gekregen? Dan is dat niet doorgekomen in de keuken.' 'Jaja', denk ik, 'sufferd, jok maar een eind heen. Je bent het gewoon vergeten door te geven.' Of ik het alsnog wil, vraagt hij. 'Nou vooruit dan maar.' Want ik heb nog honger. En ga maar weer zitten aan de lange, lege leestafel. Na slechts tien minuten wordt er een bak vol bollen geel ijs voor mij neergezet door de ober. Onder die bollen ontwaar ik aardbeien. Hongerig lepel ik van het ijs. Het is te hard bevroren, er zitten stukken ijs in die kapot knappen tussen mijn kiezen. 'Knap knap knap'. Ik lepel door totdat de aardbeien tevoorschijn komen. Parbleu, ook die zijn knalhard, diep gevroren aardbeien, mind you, zulks heb ik nou nog nooit te eten gehad in een restaurant. En die drie bollen ijs, waar heb ik dat aan te danken? Is dat een goedmakertje?? Dan zie ik dat een aantal aardbeien niet schoongemaakt is, de blaadjes zitten er nog aan. Ik besluit die terzijde te schuiven als stille klacht richting de keuken. Goed, duidelijk, mijn dessert is zo snel mogelijk in elkaar geflanst en heeft niets maar dan ook niets te maken met de aardbeien met ijs (met zo'n blaadje munt) die op de menukaart pronken. Wat erg dit. En dan die toef slagroom uit de spuitbus. 

Ik reken af en ga naar bed. Bozig, moe, balend. Vind die kamer ook meteen niet meer okay, maar gelukkig, ik vat de slaap redelijk snel en app nog wel aan de man dat ik morgenochtend wraak ga nemen bij het ontbijt - dat ik bij de incheck toch maar wel geregeld had - door als een Bessie Turf alles op te vreten. 

Zeven uur word ik wakker, ik douche extra lang, dat zal ze leren hier en gebruik superveel badschuim en alle handdoeken. Zo! Ik kleed me aan, pak mijn tas en ga hongerig naar de ontbijtzaal. Ook dit keer een zee van tafels die niet bezet zijn, maar goed, lekker rustig enzo. Ik bedien mezelf, pak een bord, loop naar het buffet en denk, wat voel ik hier? Keer het bord om en zie er allemaal etensresten van de avond ervoor op geplakt. Verruil het bord voor een ander van de stapel maar keer dat eerst om en verdorie, ook hier vette etensresten. And so on. Na vijf vieze borden snap ik het: deze stapel moet ik niet hebben. In een andere stapel vind ik zowaar een schoon bord. Neem mijn ontbijtje, en nee, het lukt me niet om me vol te vreten uit wraak, de buik laat dat niet toe. Ik neem een gezond en bescheiden ontbijtje. Lees onderwijl het NRC Handelsblad die ik van de leestafel heb gegrist en besluit om die dan maar uit wraak mee te pikken. Zo, dat zal ze leren, ik doe 'm stiekem in mijn cursusmap. 

Als ik later uit check, doe ik toch maar mijn beklag over voornoemde. Of ik iets mee wil van het hotel, 'een flesje water wellicht', vraagt de receptioniste - ze oogt vermoeid, alsof ze vaker dit soort gezeur aan moet horen - en of ik die mevrouw was die daar in die hoek zat, gisteravond.  Ze wijst op de plek waar de andere alleengaande dame zat. 'Nou, nee', zeg ik, 'ik zat daar,' en ik wijs naar de leestafel. 'Vreemde vraag', denk ik maar ik maak er uit op dat ook die dame zich niet onbetuigd heeft gelaten. Ben benieuwd wat zij gedaan heeft om haar ongenoegen te uiten. 

Dan ga ik, mijn lieve cursusgenote staat al voor de deur. Op naar cursus!! Ook zij heeft zo haar avonturen beleefd in haar hotel; daar was men haar reservering helemaal vergeten in te boeken. Maar zij kreeg als goedmakertje een vierpersoonskamer met jacuzzi en infrarood sauna. Zij wel. 

AUTO VOORTAAN TE GAST

Toet. Pep. BrmBrmBrm HongeHongeHonge Toet.Pep BrmBrmBrm HongeHongeHonge ... Om zeven uur vanochtend werd ik mijn bed uit-ge-toet en - ge-pep...